Upcoming (deel 10 van 10): Jordy Tempelman
Dinsdag 8 september, 2015
Door: Sander Houwen
Jordy Tempelman studeerde deze zomer met zijn film Magasin af aan de HKU. De film vertelt het verhaal van straatschoffies Gerstoph (14) en Charlie (16). Ze wonen in een achterstandswijk van het Belgische plaatsje Seraing en leven van kleine criminaliteit. Charlie’s droom is om samen met Gerstoph het troosteloze gat te verlaten en een nieuw leven te beginnen in Parijs. Met kleine diefstallen gaat ze dat niet lukken en dus komt Charlie met een plan om een nachtwinkel te beroven. De beroving loopt echter anders dan ze hadden gepland…
Hoe ontstond het idee voor Magasin?
“Ik ben een heel visueel ingesteld persoon en heb altijd een heel sterk beeld van wat ik wil maken. Zo is het ook begonnen met Magasin. Ik ben gaan werken vanuit een beeld dat ik gaandeweg uitgeschreven heb tot een verhaal. Het idee voor de film ontstond toen ik met vrienden ging Urbexen (Urban Exploring) in Luik, een stad die ligt in de industrie-regio van België. Het is in de afgelopen decennia in verval geraakt en dus staan er heel veel fabrieken en arbeiderswijken leeg. Als er iets leeg staat dan wordt dat niet gesloopt zoals hier in Nederland. Ze spijkeren de gebouwen dicht, zetten er prikkeldraad omheen en kijken er niet meer naar om. Dat vond ik heel interessant en ik dacht: ‘Als je daar zou moeten wonen wat zou je dan doen?’ Toen ben ik met het idee gekomen van twee broers, Charlie en Gerstoph, die daar proberen te overleven. Dat idee is uiteindelijk geëvolueerd naar een soort van crime-goes-wrong-verhaal over twee jongens die een criminele vrouw ontmoeten en daar verliefd op raken.
“Het is niet zozeer Luik dat te maken heeft met veel leegstand; het is vooral het stadje Seraing dat aan Luik vastzit. Toen ik daar doorheen reed dacht ik: ‘Dit is zo anders dan Nederland’. Het is twintig minuten over de grens, en je bent in een compleet andere wereld. Je kunt je bijna niet voorstellen dat dat in Europa bestaat. Ik vond het belangrijk dat het plaatsvindt in een andere wereld en dat het niet herkenbaar is. De algehele arena waar de film zich afspeelt is heel uniek.
“In het verlengde van die sfeer en die omgeving is de film La Haine [ Mathieu Kassovitz, 1995 ] een grote inspiratiebron voor Magasin. Het is een van mijn favoriete films. De film speelt zich af in één dag en gaat over drie vrienden in de banlieue van Parijs die tijdens de rellen de dag ervoor door politiegeweld een van hun vrienden hebben verloren. Ik probeer die algehele sfeer van La Haine, beelden in zwart-wit, de karakters en een beetje dat gritty, grimey gevoel, over te brengen in deze film.”
Het Verhaal
“Het is een heel lang proces geweest. Ik ben al in het derde jaar van de HKU begonnen met schrijven. Het verhaal was een jaar geleden totaal anders. Dat is wel goed, want dan weet je waarvandaan je gekomen bent en waar je naar toe gaat. Alle tussenstappen heb ik heel bewust doorlopen.
“Oorspronkelijk ging het verhaal over twee straatschoffies van een jaar of acht. Naarmate het verhaal evolueerde werden ze steeds ouder. In mijn hoofd werden ze echt karakters. Je blijft schrijven en de personages worden steeds ronder en ronder. Uiteindelijk heb je zo’n sterk beeld in je hoofd van hoe ze eruit gaan zien, dat je ook op die manier gaat kijken naar wat je zou gaan doen als je zo’n karakter was. Eerst waren het vrienden van elkaar en geen broers. De een was verliefd op de moeder van de ander. Charlie was wat ouder en wat eerder in de puberteit. Het idee was dat hij betrapt werd door zijn vriendje en dat daar dan ruzie uit voort zou komen. Het werd een soort ik-heb-je-moeder-geneukt-verhaal.
“Wat overeind gebleven is van het oorspronkelijke idee is de rol van een oudere vrouw. Net als in de film Y tu mamá también [Alvonso Cuarón, 2002]. Die film had ik gezien in de tijd dat ik het scenario schreef en ik vond het interessant om een soort moederfiguur in het verhaal te brengen: Wat als die jongens nooit een moederfiguur hebben gekend? Wat als de eerste aanraking met een vrouwelijk persoon een oudere milf-figuur [Mother I’d like to fuck] is? Vanuit dat is het geëvolueerd tot wat het nu is.
“Ik ben opgegroeid in een kleine stad en ik ken het gevoel en de drang om de stad te verlaten en de aantrekkingskracht die een grote stad op je kan uitoefenen. Een stad als Parijs – de stad van de lichten – is dan een logisch toevluchtsoord waar Charlie en Gerstoph naartoe willen. Met criminele zaken heb ik niet van doen gehad, maar het is interessant om dat aspect erin te verwerken. Je gaat toch nadenken over hoe je om zou gaan met dakloos zijn, met het hebben van een laag inkomen en met de wens om te ontsnappen uit het leven dat je leidt. Je wilt weg uit een spookstad nabij Luik en de ellende ontsnappen door naar Parijs te gaan; hoe ga je dat aanpakken? Het is een mozaïek van inspiratiebronnen.”
Cast
“Ik woon in Nederland en ik wilde een Belgische cast. Ik had e-mailcontact met een casting-director uit Brussel. Ik had haar het script gestuurd en verteld wat voor karakters ik zocht. Toen is zij op zoek gegaan. Het waren eerst straatjongens die ik zocht, want ik wilde het liefst non-acteurs hebben die ook echt dat leven hadden meegemaakt. Dan loop je wel een groot risico natuurlijk, want het is nog maar de vraag of je op dat soort jongens kunt rekenen. Daar waarschuwde ze me ook voor. Uiteindelijk kwam ze met jongens die een beetje ervaring hadden in theater en film, maar in die mate dat ze nog wel zichzelf bleven en niet arrogant waren geworden. Ik heb een hele lijst doorgespit. Vervolgens heb ik een casting georganiseerd in Brussel. Er kamen uiteindelijk vier jongens opdagen en drie daarvan waren extreem goed. Dat was heel grappig, want bij een gemiddelde casting heb je mazzel als er van tien mensen er één goed is.
“Ik heb ze op verschillende manieren tegen elkaar laten spelen, zowel voor de rol als Charlie als voor die van Gerstoph. Je zag dat ze met elkaar aan het vechten waren voor die rol. Je zag in hun mimiek en lichaamstaal dat ze heel graag die rol wilden hebben. Het was heel moeilijk om van die drie jongens er twee te kiezen. Op persoonlijk vlak zijn ze precies Gerstoph en Charlie. Begin juni hebben we een script-reading gedaan. Ik vond het echt super toffe jongens. Ik had meteen het idee dat we een heel mooie film met hen konden gaan maken. Voor de rol van Julie ben ik zelf gaan zoeken op castingsites en gaan rondbellen. Toen heb ik uiteindelijk een oudere vrouw gevonden van 34 die het heel leuk leek en die het script ook heel tof vond. Met haar had ik een persoonlijke klik.”
Crew
“Ik heb als video-assist stage gelopen bij Wiplala, een film van Tim Oliehoek die vorig jaar Kerst uitkwam. We draaiden veel in Luxemburg en Amsterdam. In Luxemburg, waar de tax-shelter geldt, draaiden we vooral studio-scènes. Daar was natuurlijk veel Luxemburgse en Belgische crew. Op de set heb ik Amandine Klee ontmoet. Ik heb haar gevraagd of ze geïnteresseerd was om D.O.P te zijn voor mijn film. Ze was gelijk aan boord toen ze het script las; daar was ze heel enthousiast over. Ze brengt een energie naar de set die je in het hele creatieve proces nodig hebt. Ze is nu dertig en heeft als clapper-loader al aan diverse grote films meegewerkt. Ze werkte onder andere samen met Sean Bobbit, de D.O.P. van 12 Years a slave [Steve McQueen, 2014]. Die professionaliteit en kennis die ze met zich meebrengt, dat was een heel grote meerwaarde voor de film.
Via Amandine’s netwerk in België ben ik bij Luis [ terechtgekomen. Hij kende weer andere mensen uit de regio die ons wegwijs konden maken en veel vette locaties kende. Door Amandine hebben we heel veel professionele crewmembers uit België en Luxemburg in het team kunnen krijgen en die professionaliteit heeft op de set veel tijd bespaard. Luis was de opnameleider en onmisbare schakel tussen mij en de lopende zaken in België. Hij is zeer ervaren en heeft op grote filmsets in België gewerkt waaronder als locatiemanager voor de gebroeders Dardenne. Hij heeft met mensen van de locaties onderhandeld, toestemmingen van gemeente en politie voor het filmen in de regio geregeld en ik ben vaak bij hem thuis blijven overnachten om in België zaken te regelen. Zonder hem was het maken van deze film niet mogelijk geweest.
“Ik was zelf de enige student op de productie. Er waren op de set alleen professionals. De crew kwam uit België, Luxemburg, Frankrijk, Engeland en Nederland. Om die mengelmoes van mensen uiteindelijk bij elkaar te zien komen was heel tof en verrassend. Je ziet dat iedereen één familie wordt. Echt heel vet om te zien. Het helpt me heel erg om alvast een netwerk te creëren voor na deze film.”
Draaidagen
“We hebben eind juni zes lange dagen gedraaid. De eerste draaidag hadden we meteen een moeilijke scène ingepland. De acteurs waren nog niet echt op stoom. Daarnaast zagen de weersverwachtingen er ook niet zo goed uit. Theo, een van de hoofdrolspelers, moest eerst helemaal in zijn zone komen. Toen hij daar eindelijk in zat begon het een beetje te spetteren. Ik heb toen gekozen om enkel een two-shot te draaien en om de camera door te laten lopen voor zolang het nodig was om de performance op beeld te krijgen. Toen ik achterom keek zag ik dat de ouders van de acteur vanuit een tentje mee zaten te kijken. Dat zijn dingen die je eigenlijk niet wilt, natuurlijk. Uiteindelijk heb ik gekregen wat ik wilde. Wel met enige compromissen, maar daar heb je altijd wel mee te maken. Ik had de scène gedecoupeerd met een aantal close-ups en een aantal wijdere shots. Uiteindelijk heb ik alles maar samengevoegd in één shot omdat we maar twintig minuten de tijd hadden.
“We hebben ook gedraaid bij een boerderij in een bos; een behoorlijk afgelegen locatie. Het was heel moeilijk om daar te komen. Met een Lada 4 x 4 hebben we al het materiaal moeten vervoeren over een landweggetje van een paar kilometer. Ik denk dat die auto wel twintig keer heen en weer is gereden om alle spullen op de plek te krijgen. Cast en crew moest er lopend naar toe. Die dag waren we om 6.00 uur ‘s ochtends klaar. Maar we hadden wel mooi weer, dus dat kwam heel goed uit. Toen de opnames zich verplaatsten naar binnen was het heel warm en liep de temperatuur binnen op tot zo’n veertig graden. Qua weer hadden we dus met extremen te maken; het was of heel warm of extreem regenachtig, maar over het algemeen hebben we heel veel mazzel gehad.
“We verbleven 40 minuten rijden van Luik in een boerderij-achtige villa met twee grote keukens en een heel mooi tuintje waar je lekker kon chillen. Een oase van rust. Het contrast met de afgeragde industriële omgeving waar we draaiden kon bijna niet groter.”
Taal
“Ik wilde altijd al een film maken in een andere taal. Engels was eigenlijk mijn eerste keus, maar gezien de regio was Frans logischer. De acteurs spraken Engels en Frans. Ik ben niet goed in Frans, maar ik vind het wel een heel mooie, poëtische taal om te gebruiken in films. Het is heel sprekend, heel vloeiend. Op Go Short had ik iemand ontmoet die mij als script-supervisor kon helpen op de set. Ze is opgegroeid in Parijs maar woont in Engeland. Zij heeft het script vertaald en kwam uit Engeland overgevlogen.
“We hebben heel veel gerepeteerd van tevoren. Theo, de acteur die Charlie speelt, was nogal van het improviseren, dus ik had tijdens het draaien af en toe een moment dat ik aan mijn script-supervisor moest vragen wat hij nu precies had toegevoegd, want anders werd het in de edit moeilijk om te bepalen welke zinnen we zouden gaan gebruiken. Ik heb altijd aangegeven dat als hij ging improviseren hij dat wel moest doen binnen het karakter van het personage. De crew kon wel Frans, dus als er iets niet klopte werd er aan de bel getrokken. De factor tijd was een groter issue dan de taalbarrière.”
Ken jij meer regisseurs die een film regisseren in een taal die ze zelf niet beheersen?
“Ik kan even geen namen noemen, nee. Voor het draaien van de film heb ik me zoveel mogelijk in de taal verdiept. Ik vind dat deze film de Franse taal verdient. De performance en de zinnen die worden gebruikt tillen de film naar een hoger niveau. Het maakt de film ook realistischer omdat in de regio Wallonië natuurlijk Frans gesproken wordt. Dat de taal klopt is een groot pluspunt. Het maakt het rauw en zo natuurgetrouw als mogelijk. Ook door het gebruik van woorden uit die specifieke regio.
“In de montage hebben we daar wel grote issues mee gehad. Toen ik terugkwam uit België had ik nog geen editor en ik heb er wel een tijdje over gedaan om die te vinden. Ik heb een editor gevonden die er part-time aan kan werken. We hebben er twee of drie keer een vertaler bij gehad. Bij hem konden we dan vragen of zinnen aansloten bij de zin ervoor.”
Diploma
“Ik heb een ruwe versie van mijn film opgestuurd en dat was voldoende om mee af te studeren. De beoordeling draaide vooral om mijn persoonlijke ontwikkeling en minder om de film zelf. In september krijg ik mijn diploma. Voor school zit er dus geen druk meer achter, maar vanuit mezelf nog wel. Het voelt namelijk nog niet alsof ik al afgestudeerd ben. Pas als de film klaar is kan ik zeggen dat ik alles heb afgerond.”
Toekomst
“Ik hoop binnen tien jaar een lange speelfilm te kunnen maken; of wel eerder dan dat hoop ik eigenlijk. Maar ja, het hangt er natuurlijk een beetje vanaf hoe deze film ontvangen wordt en ook wie je leert kennen de komende jaren. Misschien wil ik naar het buitenland. Daar zijn de omstandigheden wat betreft films maken natuurlijk wel wat beter; vooral in België. Engeland lijkt me ook interessant om te werken. Dus ik heb m’n lijntjes daar ook wel uitstaan. Wie weet… Time will tell.”
MAGASIN WEBSITE / FACEBOOK
Door: Sander Houwen