Aletta Becker: Audio is een heel visueel medium
Dinsdag 22 november, 2016
Door: Sander Houwen
Omdat ze niet alleen dingen wil bestuderen, maar ook zelf wil gaan maken, kiest Aletta Becker na haar propedeuse Politicologie en haar studie Theaterwetenschappen voor de Filmacademie. Ze studeert in 1992 af in de richting regie drama en montage. Na de Filmacademie doet ze ook nog Schrijversvakschool ’t Colofon en werkt ze als regie-assistent, script-girl en video-editor en ontdekt ze dat ze het liefst zowel documentaire als fictie wil maken. Op een dag heeft ze een idee dat heel geschikt is voor radio en volgt ze een workshop radio-documentaire maken. Aan de workshop zit een prijs verbonden van het stimuleringsfonds. Ze wint de prijs en krijgt zo geld waarmee ze haar eerste radioprogramma kan gaan maken. Omdat het een kanaal is waarin ze haar vaardigheden (schrijven, regisseren, produceren en monteren) optimaal kan combineren, wordt ze radio-producer.
“Ik begon met het maken van radio-documentaires met fictie-elementen erin. Ik hou het meest van het genre waarbij niet helemaal duidelijk is wat het nu is. Net zoals de films van Ulrich Seidl. Laatst zag ik weer de aflevering Hope, dat vind ik echt fantastisch. Hij afficheert het als een speelfilm, maar het is zo gedraaid dat je niet precies weet waar je naar zit te kijken. En dan is het ook nog eens gemaakt met amateurs. Er zijn natuurlijk heel veel mensen die documentair en fictie combineren. Het enige onderscheid lijkt ‘m haast te zitten in of je met amateurs werkt of niet. Het mooie aan Ulrich Seidl vind ik dat het altijd zo tragisch is. En tegelijkertijd is het komisch op een manier die mij heel erg aanspreekt. Omdat het ook komisch is, komt de tragiek alleen maar harder aan. Dat is wat ik in mijn werk ook probeer.
Op dit moment ben ik voor Radio 1/ woord.nl bezig met de mixage van een serie van 5 tragikomische radioscenes Har en Jet (5×5′) en de montage van de radiodocumentaire Alles in de wind-op de vleugels van een metafoor (27′). Afgelopen zomer heb ik drie Sportdocs gemaakt van elk 5 à 6 minuten. Langzaam is het nieuwe snel, Abonnement en Har en Jet doen duodoesport. Het was onderdeel van een 40-delige serie voor NTR 1. Het zijn mockumentaries. Je denkt heel lang dat het echt is, maar uiteindelijk blijkt dat het niet te zijn. Het is vergelijkbaar met The Office, alleen werkt dat allang niet meer, want zodra je Ricky Gervais ziet, weet je waar je naar kijkt. Gervais heeft ook Extras gemaakt (2005-2007) over het wel en wee van figuranten op filmsets, dat is echt een fantastische serie. Little Britain vind ik ook geweldig. Daar zit een afschuwelijke lachband achter, dat wil je dan niet, maar dat soort Britse humor vind ik heel erg interessant. Op de radio hoor je zulke programma’s maar weinig. Je had Radio Bergeijk, maar verder is er niet zo veel komische radio, voor zover ik weet.
Deze serie van Sportdocs voor de NTR was een open inschrijving. Er waren 100 voorstellen en daarvan hebben ze er 40 uitgekozen. Mijn verhaal bestaat steeds uit drie verschillende situaties met twee acteurs, twee oudere dames in mijn geval (gespeeld door Joke Tjalsma en Leny Breederveld, die ook Har en Jet spelen). Zij proberen elkaar aan het sporten te krijgen. De een is coach en de ander wil het huis niet uit of heeft straatvrees. De overeenkomst tussen de situaties is dat ze vergelijkbaar zijn met de structuur van Little Britain, dus je weet al hoe het afloopt. Het gaat niet meer om de spanning van het wat, maar de spanning van het hoe: hoe komen ze weer op dat vertrouwde eindpunt uit. En je weet al: er zal niet gesport worden. De sleutelvraag bij het schrijven en maken is steeds: hoe zorg je ervoor dat de manier waarop ze op dat punt terecht komen spannend blijft? En hoe zorg je dat iets je raakt terwijl het ook grappig is? Daar ben ik voortdurend naar op zoek. En wat moet dan eerst? Moet het je eerst raken en wordt het daarna grappig of lach je eerst en realiseer je je daarna dat het eigenlijk helemaal niet leuk is?
Op de Schrijversvakschool heb ik drama gedaan, dus ik schrijf ook teksten voor theater. Ik ben fan van het werk van Thomas Bernhard, een Oostenrijkse schrijver. Hij heeft Heldenplatz geschreven. Hij schrijft tragisch en komisch tegelijk en dat vind ik heel knap.
Vorig jaar heb ik een vijfdelige dramaserie gemaakt gebaseerd op het boek Ont van Anton Valens. Hij is iemand die dat heel goed kan, ik heb daar heel veel van geleerd. Het boek Ont verhaalt over een man die zijn weg niet zo kan vinden in het leven. Naast geld verdienen is een van de problemen die hij heeft, dat hij zijn post niet open durft te maken. Hij zet een advertentie in de krant, maar daar reageren alleen maar mannen op. Zo ontstaat de werkgroep Man en Post. Deze mannen komen bij elkaar en gaan dan elkaars post open maken. Een van de mannen die lid wordt is Cornelis Mekkering. Deze man is een proefschrift aan het schrijven over de mogelijke betekenis van het woord Ont. Daar kan hij uitstekend heel lang over vertellen. Je denkt eerst: Ont, is dat een ontkenning? Doordat ik dat boek heb bewerkt, ben ik op een heel intensieve manier met de taal van Anton Valens bezig geweest. En ik merk dat als ik zelf schrijf, dat ik daar dan af en toe uit put. Citeren, stelen of laten inspireren, het is maar hoe je het noemt. Het was een ontzettend leuk project om te doen.
Mijn werk begint met een oproep voor nieuwe voorstellen. Als je iets met een oproep hebt, dan schrijf je een voorstel en wacht je braaf af of ze jouw voorstel leuk vinden of niet. Stel ze vinden het maken van een mockumentary leuk. Dan ga ik dat schrijven en dan stuur ik het scenario naar de redactie. En de ene keer vinden ze het een leuk plan en een andere keer willen ze liever iets anders. Je hebt te maken met redacteuren en dramaturgen die toch ook hun eigen ideeën hebben over wat het moet worden. En de ene keer gaat het heel goed en de andere keer zijn het ervaringen die ik wat ingewikkelder vind. Je bent ook een beetje afhankelijk van of je een klik hebt met de eindredacteur. Als zij de scenario’s goedkeuren dan ga ik het opnemen, monteren en met een sound-designer verder vormgeven. Ik werk sinds ik radio doe, nu zo’n tien jaar, samen met Huibert Boon. Ik neem het bij hem op en daarna ga ik de dialogen monteren. En vaak is er ook een componist bij betrokken. Dus de gemonteerde dialogen gaan naar de componist en ook naar Huibert. Zij maken dan allebei mooie dingen. Daarna kijken we of dat het beste materiaal is of dat er nog meer te halen is. Ik heb weleens uitgerekend dat we dan nog wel een uur per minuut daarmee bezig zijn.
Radio maken is audio nabewerking zonder beeld. Als je in een scenario schrijft: ‘We lopen in de woestijn en er komt een kudde kamelen voorbij’, dan zegt een filmproducent al gauw: ‘Leuk bedacht, maar daar hebben we geen geld voor’. Maar met radio kun je alles doen. Audio is een heel visueel medium, omdat de toeschouwer zijn of haar eigen film maakt. Vergeleken bij film gaan de opnames van een hoorspel natuurlijk heel erg snel. Je hebt geen licht, geen grime, geen kleding, geen verplaatsingen naar locaties en je bent niet afhankelijk van het weer. Dat maakt het voor de acteurs ook ontzettend intensief. Wij hadden een schema waarbij je een half uur per dag opneemt. Dat is heel veel. Zeker omdat er geen ombouw is en dus ook geen pauze. Zo’n vijfdelige serie van in totaal 2,5 uur wordt in één week opgenomen. Omdat het op dat moment allemaal moet gebeuren is er een enorme focus.
Hoe je merkt dat je ervaring hebt? Dat merk je doordat je je niet zo snel meer uit het veld laat slaan. Omdat je het proces kent. Je weet welke fases je leuk vindt en welke fases moeilijk zijn. Ik heb wel het gevoel dat ik dingen doe die ik wil doen. Naast radio maken geef ik les in het schrijven van scenario’s en teksten voor theater. Nu ik een jaar of zeven lesgeef ben ik me bewust van wat ik eigenlijk allemaal weet. Heel veel dingen die je weet beschouw je als vanzelfsprekend. En het is leuk je lessen individueel op de studenten af te stemmen.
Radio maken doe je niet voor het geld. Je doet het dus vooral om het ambacht steeds iets beter onder de knie te krijgen. Ik ben behalve schrijver en regisseur ook producent. Na de opnames ga ik monteren en dat vind ik verbijsterend, want dan hoor ik mezelf regie-aanwijzingen geven. Er is een heel groot verschil tussen wat je als regisseur hoort als acteurs hun tekst doen en hoe het klinkt als je het op je kamertje aan het terugluisteren bent. Eigenlijk is daar geen oplossing voor. Je hoort het toch zoals je denkt dat je het op dat moment hoort. Ik ben weken lang bezig om met opnames uit verschillende takes een aflevering samen te stellen. Dat is een stuk makkelijker dan bij film. Je hebt geen beeld en dus ook geen close of wide, dus je kunt aan die tekst zoveel sleutelen als je zelf wilt. En dat is een hele leuke fase: je kunt er alles mee doen.
Vrijdagnacht tussen 0.00 uur en 0.30 uur is er nu een het Hoorspelhalfuur. Dat heeft een redelijk continu aantal luisteraars van 160.000. Dat is heel leuk. En er wordt nu meer teruggeluisterd via podcasts. Zo is Stef Visjager Parel Radio begonnen. Vroeger had je een kwartier per dag. Daar werd ook een Bommel-serie of Het Bureau in uitgezonden. Sinds een jaar of twee is dat nog maar een half uur per week.
Omdat This American Life zo succesvol is, is het in de mode en gaan Nederlandse redacteuren zich ook daar op richten. Ook formats als Plots en Toendra zijn populair. Het zijn heel specifieke formats waarbij de verteller een prominente rol heeft. De verteller is dan meestal de radiomaker zelf. De maker laat een geïnterviewde een tijdje aan het woord en vervolgens geeft hij of zij daar zelf commentaar op. Maar dat genre noem ik geen drama.
Het fondsenwerf-deel zou best een minder groot deel mogen innemen. Dat zou ik niet erg vinden. Maar goed, dat is nu eenmaal zo en dat geldt voor iedereen. Af en toe denk ik wel: misschien wil ik een producent inhuren. Maar omdat de financiering vrij beperkt is, kan ik het vaak toch beter zelf doen, want dan mag je ook nog wat zelf houden. Tot nu toe heb ik de meeste subsidie van het Mediafonds gekregen. Ik heb geen idee hoe dat straks met het nieuwe NPO fonds zal gaan. De radioprogramma’s die ik maak zijn een soort poëzie in vergelijking met romans of non-fictie: het is ontzettend duur en het verkoopt niet. Het is in vergelijking met een interviewprogramma of een muziekprogramma ongelooflijk prijzig. Als ik iets maak kost het per half uur ongeveer 30.000 euro. Voor film is dat niks, maar voor mij is dat heel veel. Dat maakt dat het toch een soort bedreigde-diersoort-programma is. Qua genre maak ik wat ik wil maken. Maar ik ben er niet zeker van hoe lang ik die kans nog krijg.
Als ik mezelf zo hoor praten denk ik: misschien moet ik verder kijken dan alleen die omroepen. Zij zullen in de toekomst meer een Netflix-abonnee-structuur krijgen en meer een content platform worden. Behalve sport en nieuws zullen programma’s niet meer op vaste tijden worden uitgezonden. Een omroep is op dit moment nog als een bibliotheek die voor jou bepaalt welk boek je gaat lezen. Aanbevelingen zijn natuurlijk prima, maar je wilt wel zelf bepalen wat je gaat lezen of – in dit geval – luisteren of kijken. Idealiter zou ik willen behoren tot iets als Netflix. Dat Netflix een abonnement neemt op mijn programma’s en dat zij het geld binnenhalen via hun abonnees, net zoals De Correspondent dat doet. Dat is wat makers willen, dat je niet voor elk project weer opnieuw aan crowdfunding hoeft te doen.”
****
Aletta Becker werkt behalve aan radio-programma’s ook aan het ontwikkelen van een schrijf/luister project in samenwerking met het Groninger Forum / Bibliotheek Groningen. Daarnaast geeft ze sinds zes jaar les in het schrijven van scenario’s en teksten voor theater op de Schrijversvakschool Groningen.
Door: Sander Houwen